De Belgische krant La Dernière Heure bracht recent cijfers naar buiten die de rentabiliteit van een professionele tenniscarrière in vraag stellen. Hoewel tennis vaak als een lucratieve sport wordt gezien, hangt alles af van waar de grens voor winstgevendheid wordt getrokken. Alleen al een professionele opleiding in tennis kost enorm veel geld. Maar zelfs na die opleiding blijkt deelnemen aan en winnen van toernooien in het ITF-circuit – het derde niveau na ATP- en Challenger-circuits – nauwelijks leefbaar te zijn.
€ 50.000 per jaar
Uit onderzoek van journalisten blijkt dat er jaarlijks ongeveer € 50.000 nodig is om aan ITF-toernooien deel te nemen. Je zou kunnen denken dat de prijzengelden de kosten dekken, maar dat is slechts zelden het geval. Neem het voorbeeld van de Belgische speler Kimmer Coppejans (ATP 398), die onlangs een ITF-titel won in Monastir. Daar won hij $15.000 mee, wat na aftrek van belastingen en onkosten neerkomt op een symbolische € 1.000.
Dit staat in schril contrast met de bedragen die in Grand Slam-toernooien worden uitgereikt, waar een verliezer in de eerste kwalificatieronde al € 20.000 mee naar huis neemt. Het verschil is enorm.
Echter, alleen de 230 beste spelers ter wereld hebben toegang tot deze financiële voordelen. De rest moet rekenen op sponsors – als die er al zijn – of op steun van familie. Sommige sporters krijgt publieke financiering, maar dat is een zeldzaam gegeven.
Serieuze knopen om door te hakken
Door deze financiële realiteit staan spelers vaak voor harde keuzes, zoals het schrappen van toernooien op exotische locaties. Die zijn simpelweg te duur, zeker omdat de deelnemerslijsten vaak pas last minute worden gepubliceerd, wat de reiskosten nog hoger maakt.
Zelfs doorgaan met trainen blijft een financiële uitdaging: een coach kost ongeveer € 200 per dag, terwijl academies maandelijkse bedragen vragen die variëren tussen de € 1.000 en € 2.200. Met de kosten voor toernooien, reizen en andere uitgaven loopt de rekening snel op tot € 50.000 per seizoen… Professioneel tennis dreigt dus eerder een roeping te worden in plaats van een beroep.